Je bent geboren met een serie kwaliteiten, vaardigheden en eigenschappen en die hebben zich in de loop van het leven gevormd door onder andere opvoeding, opleiding, sociaal milieu en levenservaringen. Deze unieke combinatie van persoonlijke ‘ingrediënten’ zorgt ervoor dat je een unieke bijdrage kunt leveren aan de wereld. Je kunt je persoonlijke opdracht vervullen zoals alleen jij dat kunt, juist omdat je bent wie je bent. Toch is er een belangrijk aandachtspunt. Je kunt niet overal even goed groeien en bloeien, tot wasdom komen. Er zijn plekken waar je uitstekend kunt gedijen, waar je je kwaliteiten en ervaringen uitstekend kunt inzetten, waar je gewaardeerd wordt, waar je je thuis voelt. Dat zijn de plekken waar je jezelf kunt zijn, waar je voelt dat je gezien wordt en waar je weet dat je waarde kunt toevoegen. Hetzelfde geldt voor je connecties met mensen. Er zijn mensen met wie het klikt. Ook al is de ander geheel anders dan jij, je voelt interesse, respect waardoor het beste uit je zelf ‘vanzelf’ naar boven komt. In de loop van je leven merk je dat je niet in iedere omgeving ‘thuishoort’. Je kunt op (werk)plekken komen waar je merkt dat de cultuur die daar heerst niet bij je past. Het sluit niet aan bij jouw waarden, je doelen, je levensvisie, je karakter. Je kunt in je leven mensen tegenkomen met wie je geen verbinding voelt. Met de ander hoeft sec gezien niks mis te zijn en toch loopt het niet. Het stroomt niet. Het kan met verschil in karakter, achtergronden, waarden, levensvisie te maken hebben, waardoor er geen aansluiting is. Vraag je af hoe goed je kunt functioneren op een plek waar je niet jezelf kunt zijn. Mogelijk ben je druk bezig om jezelf om te vormen zodat je past in de omgeving. Je voelt dat je niet ‘past’ en daarom lijkt het jou de beste oplossing om jezelf ‘passend’ te maken. Vraag je (in gesprek met een onafhankelijke ander) af of dat daadwerkelijk een goed plan is. Jezelf aanpassen aan je omgeving is alleen zinvol als je zelf van binnenuit de behoefte voelt om je houding en gedrag te veranderen. Niet omdat de omgeving dat van je vraagt, maar omdat je door je zijn in die omgeving voelt dat een bepaalde verandering voor jou waardevol is. Voel je dat je je wilt aanpassen om aan de normen en eisen van de omgeving te voldoen en voel je die ‘veranderopdracht’ (op voorhand) als zwaar, belastend of energievretend, vraag je dan af of jij je moet aanpassen aan de omgeving of dat dit voortekenen zijn dat jij beter op zoek kunt naar een omgeving die beter bij jou past. Hetzelfde geldt voor personen bij wie je merkt dat je niet kan zijn zoals je bent. Je voelt dat je geen aansluiting vindt, hoe goed je je best ook doet. De ander heeft andere ideeën, een andere levensvisie, andere waarden, andere levenservaring, wat ervoor zorgt dat er geen waardevol contact tot stand kan komen. Als je voelt dat je niet jezelf kunt zijn en dat het veel energie vergt om ‘normaal’ met de ander om te gaan, vraag je dan af of het voor jou verstandig is om met deze persoon om te gaan. Met de ander ‘kan niks mis zijn’ en toch kan het verstandig zijn om enige afstand tot deze persoon te houden om de doodeenvoudige reden dat er geen aansluiting is en het (waarschijnlijk ook voor de ander) te veel kost om met elkaar om te gaan. Heb je de neiging om jezelf aan te passen, vraag je dan af of het goed is met de persoon om te gaan en of het verstandig is om in een bepaalde setting te willen functioneren.