In sommige gezinnen wordt het kinderen met de paplepel ingegoten dat boosheid niet goed is. Het past niet bij de (impliciete) waarden en normen over hoe er met elkaar wordt omgegaan. Pappa wordt dan boos, mamma zenuwachtig en broertje lief gaat huilen. Kinderen leren het te onderdrukken, in te slikken of op een andere manier onder de pet te houden. Dit is jammer, want in feite worden kinderen dan opgevoed om een natuurlijke reactie te negeren. Boosheid heeft namelijk een belangrijke signaalfunctie. Zij geeft aan dat een belangrijke behoefte niet wordt vervuld. Als je scherp kijkt, gaat zij altijd om gefrustreerde verlangens. En in essentie om een verlangen naar veiligheid, rust, waardering of verbondenheid. Je lichaam laat je door boosheid ervaren dat iets wat belangrijk voor je is, in het geding is. Wees blij dat je boosheid voelt, want het laat zien dat je natuurlijke sensoren functioneren. Dat je boos bent hoeft niet te betekenen dat je meteen alles eruit gooit. Dat maakt vaak meer kapot dan je lief is. Het vraagt wel dat je het signaal dat ervan uitgaat zelf uiterst serieus neemt. Wat is er aan de hand? Voelde je je niet gehoord, gezien of begrepen? Heb je het gevoel dat je meer geeft dan je ontvangt? Voel je dat er geen balans is tussen de dingen die energie kosten en die je energie geven? Is er sprake van een druppel die de emmer doet overlopen? Ben je moe en kun je dit er niet bij hebben? Wat verwachtte je, maar is niet uitgekomen? Waren/zijn je verwachtingen reëel? Heeft je boosheid echt met de ander te maken of is die slechts een makkelijk ‘object’ om je eigen onmacht, teleurstellingen niet onder ogen te hoeven zien? Dat zijn belangrijke vragen om jezelf te stellen voordat je je boosheid direct uit naar de ander. Boosheid is bedoeld om in balans te komen en daarvoor is het nodig om te achterhalen wat het precies in je zelf is wat de boosheid aanwakkert. Pas als je weet welke behoefte er in het geding is, heeft het zin om je te uiten naar de ander. Als je je boosheid niet onderzoekt, gaat ie steeds meer ruimte innemen, waardoor er geen ruimte is voor andere emoties. Het kan voor lichamelijke klachten, mentale problemen en ware ontploffingen zorgen. Die laatste kunnen schade aanrichten omdat ze vaak ‘ongeleid’ zijn. Het is een kunst, maar het kan: constructief omgaan met je eigen boosheid. Je onderzoekt je emoties als je voelt dat die ‘opzwellen’. In plaats van je naar buiten te richten, naar de ander die allerlei zaken niet goed doet, richt je je op je eigen binnenwereld. Wat is de trigger van buitenaf? Waar raakt ie iets vanbinnen? Is er sprake van ‘oud’ zeer? Heeft dat met deze persoon te maken of herinnert die jou  alleen maar daaraan? Wat staat jou te doen: met iets in/bij je zelf aan de slag? En: is het nodig om met de ander te spreken? Dat sorteert het meeste effect als je (ergste) boosheid weg is. Als je nog boos bent of makkelijk boos wordt, kan er niet goed geluisterd worden en dat leidt tot niets goeds. En als je het wilt bespreken, wat wil je dan bespreken? Wat heb je van de ander nodig? Dat is niet eenvoudig, want dan komt je eigen kwetsbaarheid om de hoek kijken. Je eigen beperktheden, onvermogen, kwetsbaarheden en kwetsuren. Het vraagt ook om open te staan, te luisteren naar het verhaal van de ander. Wees niet bang voor je eigen boosheid. Deze laat zien dat je de wens hebt dat het anders wordt. Maar keer je naar binnen, voordat je de boosheid naar de ander richt