Praten met mensen

Hoe kun je beleid maken als je de mensen niet kent? Is het niet logisch dat een ambtenaar zelf in gesprek gaat met de inwoners van zijn gemeente? Niet over zijn beleidswereld, maar over hún leefwereld. Het transformatie proces op het terrein van zorg en welzijn houdt immers ook in dat niet de beleidswereld als uitgangspunt wordt genomen bij beleidsontwikkeling maar het ‘gewone’ leven. De grote uitdaging is wat mij betreft dat de ambtenaar in gesprek gaat met de mensen om wie het gaat. Zodat de ‘gebruikers’ van de zorg een gezicht krijgen en een naam. Wat speelt er? Wat leeft er? Wat zijn hun wensen? Hoe kan de zorg beter worden ingericht?
Volgens mij zou de ambtenaar nieuwe stijl zelf in gesprek moeten gaan met de burger. Dat is een wezenlijk onderdeel van zijn taak. Het zou mooi zijn als de laag van belangenbehartigers en Wmo-raden op termijn geheel overbodig wordt. Omdat de ambtenaar er niet over zou piekeren om beleid te ontwikkelen zonder directe betrokkenheid van de mensen om wie het gaat.
In mijn ogen blijven belangenbehartigers en Wmo-raden belangrijk. Maar niet als spreekbuis van de burgers. Adviesraden en gehandicaptenplatforms komen op voor het collectieve belang. Zij zijn goed ingevoerd, lezen beleidsplannen en kunnen beoordelen wat de consequenties zijn van beleidsvoorstellen. Laat die organisaties zich daarom focussen op de formele advisering en inspraak rond officiële beleidsstukken zoals beleidsplan en verordening. Ook kunnen ze het gesprek met burgers faciliteren: ze kunnen de gemeente helpen om contact te leggen met (moeilijk te bereiken) burgers.
Maar het is volgens mij niet realistisch om de platforms en raden aan te wijzen als dé organen die de stem van de burger vertolken. Dat is een te omvangrijke en wel erg lastige opdracht. Voor menig Wmo-raad en gehandicaptenplatform blijft het lastig om de stem van (groepen) kwetsbare burgers weer te geven. Ik krijg signalen dat daarom de legitimiteit van cliënten- en gehandicaptenorganisaties ter discussie wordt gesteld. Kan een gemeente ze wel serieus nemen als het lokale gehandicaptenplatform of de Wmo-raad zelf niet kan laten zien dat ze representatief zijn? En is dat niet een goede reden voor de gemeente om na een gesprek met raad of platform toch gewoon te doen wat men al van plan was? Ik hoor soms van leden van Wmo-raden en platforms dat de gemeente alleen met hen praat omdat het in de wet of lokale verordening zo geregeld is. Men ervaart zichzelf als een excuus-orgaan en voelt zich niet altijd serieus genomen. En dat is niet fijn, zeker niet omdat menig Wmo-raadslid of lid van een belangenorganisatie er heel wat tijd in steekt om zijn/haar rol goed te vervullen.
De kloof tussen de beleidswereld van de ambtenaar en de leefwereld van de burger moet overbrugd worden. Daar ligt volgens mij de komende jaren de uitdaging. Wat mij betreft kunnen we daarmee beginnen op lokaal niveau. Zeker met de nieuwe taken voor gemeenten en de zorg die ze krijgen voor (kwetsbare) burgers. Gemeenten hebben de opdracht om ‘maatwerk’ te leveren. Dat kan, want door de decentralisaties komt er steeds meer speelruimte om het sociaal beleid op een eigen manier in te vullen. Maar om die nieuwe aanpak vorm en inhoud te geven, moeten ambtenaren op het sociaal domein wel investeren in direct contact met burgers. Beleid kan immers alleen van onderop vorm worden gegeven door aan te sluiten bij de realiteit van de burger.
Burgers met een beperking, hun mantelzorgers en verwanten moeten in beeld komen bij de ambtenaar. Laat ambtenaren daarom met (groepen) burgers praten. Laat hen zelf vertellen waar hun behoeftes liggen, waar leemtes zijn en waar ze verspilling zien of oplopen tegen onnodige bureaucratie. Laat ambtenaren mensen persoonlijk opzoeken, bevragen, sparren, raadplegen: een-op-een en groepsgewijs. Met zo min mogelijk formele organen ertussen.
De komende jaren zal het sociale domein wezenlijk veranderen. Ik hoop dat er parallel daaraan ook een wezenlijke verandering komt in de invloed van de burger met een beperking op het lokale beleid. Die burger moet een nadrukkelijker rol krijgen in beleidsvoorbereiding, evaluatie en signalering.
Het is logisch dat ook Wmo-raden en belangenbehartigers denken over hun nieuwe rol, hun veranderde taak en de toekomstige structuren. Ik vraag me alleen af of een raad, een platform voldoende is om de mensen om wie het gaat echt een stem te geven in het beleid. Een Wmo-raad nieuwe stijl, een Participatieraad, een gehandicaptencollectief blijft een mooi hulpmiddel om de stem van de burger binnen de gemeentelijke gelederen te laten horen. Maar laten we de feitelijke invloed en veranderkracht niet overschatten. Die kracht en invloed ligt vooral bij de ambtenaar, bij de gemeente.
Wat mij betreft ligt er een uitdagende opdracht bij iedereen die op het lokale speelveld actief is: ‘hoe komt en blijft de ambtenaar zelf en directe in contact met de kwetsbare burger die afhankelijk is van de beleidskeuzes in het sociaal domein?’ Doet u mee om dit vraagstuk bij u in de gemeente op de politieke agenda te krijgen?
Petra van der Horst