Als vader, moeder geef je je kinderen wat jij te geven hebt. Je geeft wie je bent. Je kunt niet geven wat je niet hebt. Als kind ontvang je wat je krijgt. Je kunt niet anders. Je bent niet in een positie om iets (op) te eisen. Je bent afhankelijk. Je moet het doen met wat er is. Er zit niets anders op dan je ouders te accepteren zoals ze zijn. Hoe lastig dat ook is. Je ouders kunnen je nooit alles geven wat jij nodig hebt. Je ontvangt altijd iets niet. Zeur of tob daar niet over. Het is zinloos. Als je niet tevreden bent met wat je hebt gekregen, kun je daar lering uit trekken. En zorgen dat jij, wat jij niet hebt ontvangen, wel geeft aan jezelf, aan de ander. Het enige dat je als kind kunt doen, is dus aan jouw kinderen geven wat jij hebt. Je kunt er bewust voor kiezen om dat te geven wat je zelf gemist hebt. Als je geen kinderen hebt, krijgt of wilt, kun je dat wat je zelf niet hebt ontvangen maar wel belangrijk vindt, aan een ander, een doel, je werk geven. Je herstelt daardoor het gemis, de disbalans die in je leven is. Niet door te gaan zoeken of halen wat je zelf niet hebt gekregen. Maar door te geven wat er niet was, maar voor jou wel van belang is. Daarmee herstel je de disbalans in je leven. En gedraag je je als een volwassene.