Het is goed om te weten dat degene die het meest optimistisch is over zichzelf niet degene hoeft te zijn die ook het meest capabele is. Je kent het misschien wel: de ander maakt een fout met verstrekkende gevolgen en heeft geen enkel idee dat hij/zij iets verkeerds heeft gedaan. Heeft geen benul dat wat hij/zij heeft gedaan niet kan of niet mag. Ziet niet in dat zijn/haar ideeën, conclusies of besluiten niet verstandig zijn. Voelt niet aan dat hij/zij onvoldoende vaardigheden in huis heeft om iets tot een goed einde te brengen. Realiseert zich niet dat hij/zij maar een fractie weet of kan van wat er valt te weten of te kunnen. Het fenomeen dat de ander die incompetent is om iets te doen zijn/haar eigen kunnen overschat en zijn/haar eigen beperkingen niet onder ogen ziet, heet het Dunning-Kruger-effect. Dit effect laat zien dat bij sommige mensen het vermogen ontbreekt om zichzelf vanaf een afstand te bekijken en te reflecteren op wie ze zijn en wat ze (niet) kunnen. Het laat zien dat juist mensen die minder competent zijn denken dat ze meer kunnen en kennen dan feitelijk het geval is. Ze hebben een onterecht positief zelfbeeld en hebben geen idee dat ze maar een fractie kunnen en kennen van wat nodig is. Ze overschatten zichzelf. Deze mensen zullen door de omgeving niet snel geholpen worden. De anderen denken: laat hem/haar maar vastlopen, misschien ziet hij/zij dan wel dat hij/zij iets (nog) niet kan. Het omgekeerde is ook het geval. Mensen die bovengemiddeld capabel zijn en die echt verstand van iets hebben of meer dan voldoende vaardigheden hebben, schatten zichzelf een stuk minder in. Zij zijn bescheiden en schatten zichzelf minder hoog in dan ze conform ‘de feiten’ zouden mogen doen. Ze gaan ervan uit dat wat ze kunnen en kennen heel normaal is en gaan ervan uit dat iedereen weet en kan wat zij ook kunnen. Mensen die bovengemiddeld slim en capabel zijn, zullen zichzelf minder hoog inschatten. Die schatten een ander hoog in, denken dat iedereen dezelfde gaven heeft en zijn vaak bescheidener. Competente mensen onderschatten zichzelf en overschatten de ander. Ze zouden op grond van hun competities veel meer zelfvertrouwen mogen hebben. Maar omdat ze zoveel weten, weten ze juist dat ze maar zicht hebben op een deel van de werkelijkheid. Zij zijn zich meer bewust van beperkingen en juist daarom kunnen ze betere resultaten boeken. Juist omdat ze weten dat ze maar een deel weten of kunnen zijn ze gretig om zaken bij te leren. Zijn ze open en ontvankelijk om te luisteren naar de ander. En de ander zal ook sneller bereid zijn om kennis te delen of ondersteuning te bieden bij het behalen van nog betere resultaten.